De tragische vrijwilliger

Ik heb jarenlang vrijwilligerswerk gedaan. Het was voor mij een manier om basale intermenselijke vaardigheden op te doen, zoals met mensen werken, maar ook gewoon een manier om in contact met ‘de maatschappij’ te blijven toen ik werkloos was. Het stond ook goed op mijn CV.

Ik wil dus niet zeggen dat er iets mis is met vrijwilligerswerk. De maatschappij draait er op. Maar er is ook een andere kant.

Die andere kant is afhankelijkheid. Wie voor een salaris werkt zit in een relatie van gelijkwaardigheid: ik doe iets, jij betaalt me. Als ik mijn werk niet goed doe, wordt ik ontslagen. Als ik iemand kan vinden die me meer betaalt, vraag ik om opslag. Dat is marktwerking, maar het is ook een manier om mijn waarde te bepalen en het maakt me onafhankelijk. Het geld dat ik ontvang maakt me onafhankelijk: ik kan mijn huur betalen, op vakantie gaan, sparen etc.

Vrijwilligerswerk aan de andere kant is afhankelijkheid. Afhankelijkheid van de partner die wel geld verdient, bijvoorbeeld. Wel vreemd dat het zo voelt, want met vrijwilligerswerk kan je op elk moment ophouden.

Maar, juist omdat je vrijwilliger bent, kan de organisatie je niet zo makkelijk vervangen: ze hebben nooit in je geïnvesteerd, dus is er ook geen budget om je te vervangen. Zonder geld is alles anders. Het is heel makkelijk om vrijwilligers over het hoofd te zien. En mensen die over het hoofd gezien worden, hebben geen stem.

Ik ben zojuist met mijn laatste beetje vrijwilligerswerk opgehouden omdat het niet meer past bij de ‘mij’ die ik aan het worden ben. Het vreemde is: er is een schuldgevoel over er mee ophouden, omdat er een gat in de organisatie valt (ook al ben ik als vrijwilliger beschikbaar om een opvolger te trainen). Maar dat is precies het probleem: waarom zou ik me schuldig voelen om op te houden met werk dat me geen uurloon betaalt?

Voelen mensen zich schuldig als ze ophouden met werken?

Waarom is de titel van dit stuk ‘de tragische vrijwilliger’? Omdat vrijwilligerswerk een soort carrière wordt, bij sommige mensen. Dat is prima als het ’t soort vrijwilligerswerk is waar je verantwoordelijkheid hebt en groeit in je rol, als het ware. Niet zo fijn als je vast zit in routine werk dat saai is, maar gedaan moet worden – althans, dat denkt de organisatie.

De aanwezigheid van een vrijwilliger kan reorganisatie tegen houden. Marie doet dat werk, ze zou het niet trekken als de routine veranderd wordt, dus laten we nog even geen efficiëntere software installeren of een handiger administratie ontwikkelen.

Ik weet dat mensen over reorganisatie klagen: meestal brengt het niet de beloofde voordelen. Of liever: dat doet het wel, maar de negatieve kanten zijn van te voren niet zichtbaar. De andere kant is dat verandering in veel gevallen noodzakelijk is. Hoe doe je zoiets in een vrijwilligersorganisatie? Ik ben ervan overtuigd dat er mensen zijn die het probleem diepgaand onderzocht hebben, maar daar ben ik er niet een van.

Alles wat ik wil zeggen is: wat zou jij doen als je Marie was en je je bewust was van al deze overwegingen? Zou je er mee ophouden? Is het niet tragisch?

[Marie is uiteraard een gefingeerde naam]

4 gedachten aan “De tragische vrijwilliger”

  1. Indien het hart van een individuele vrijwilliger er niet meer in ligt, moet dat nooit ten koste gaan van een hele organisatie. Klinkt misschien een beetje zakelijk, maar feitelijk is dat een bekend gegeven. Omgekeerd moet een organisatie ook niet teveel afhankelijk worden van individuele vrijwilligers. Daarmee maak je jezelf als organisatie teveel afhankelijk, zeker wanneer het gros van een organisatie uit vrijwilligers bestaat.

    Men zal dus onderling naar oplossingen moeten zoeken. In je blog schrijf je al dat je als vrijwilliger beschikbaar wilt blijven om je opvolger te instrueren. Betaald weliswaar geen uurloon, maar als vrijwilliger kies je immers niet voor een salaris.

    Of salaris altijd gelijkwaardigheid betekend. Veel mensen met zwaar onderbetaalde banen zullen die mening niet zijn toegedaan. Maar bij werk geldt in feite hetzelfde als bij vrijwilligerswerk. Indien je hart erin ligt kun je genieten van gedane arbeid. (met al zijn goede als slechte dagen) Indien dat gevoel niet meer aanwezig is bij een betaalde baan, moet je mijnsinziens ook verder kijken als werknemer.

    1. Onder betaalde banen ZIJN een soort vrijwilligerswerk – het is een glijdende schaal, wat mij betreft.

      Bedoel je nu echt, dat suggereert je eerste zin, dat de organisatie altijd belangrijker is dan het individu? Dat het individu zich per definitie aan de organisatie op moet offeren, of het nu goed voelt of niet?

  2. Ik schrijf op dat een organisatie zich nooit moet laten ‘gijzelen’ door vrijwilligers. Indien één vrijwilliger de structuur van een organisatie kan aantasten is er iets fout binnen de organisatie.

    Ik ben zelf niet zo voor het opofferen. Je kiest ergens voor omdat je het leuk vind. Vindt je het niet leuk, dan moet je stoppen met datgene wat je doet. Zo moeilijk hoeft het niet te zijn.

  3. Ik denk wel dat het heel moeilijk is.
    Opofferen is niet goed, maar offeren, daar is niets mis mee, dat is vrijwillig en daar kun je mee uit de voeten.
    Het is erg moeilijk in een zo’n organisatie alle neuzen dezelfde kant op te krijgen en dat zal vaak, door misschien wel onkunde, niet lukken.
    Een goede vrijwilligersorganisatie blijft een hot item en we hebben allemaal zo onze eigen belangen. Dan wordt het al gauw OP offeren.
    Misschien is er slechts iets te ‘bereiken’ met een heel lange adem. Maar ja, dat valt niet mee is mijn ervaring.
    😉

Reacties zijn gesloten.